Wat is de ratio achter het scale-up beleid in ons land?

Door Henk Ceha.

Het zoveelste artikel over de grote zorgen omtrent de afnemende groei van het aantal scale-ups in Nederland verscheen vandaag, 3 december 2020, in het FD. Waarom eigenlijk? Hoe wordt dit gemeten en hoe wordt het grote economische belang van scale-ups zoals gesteld gemeten ten opzichte van alternatieve economische speerpunten? In dit artikel tracht ik antwoord te krijgen op deze vragen en kom ik tot aan andere conclusie.

Definitie scale-up

Bij het meten en bijhouden van hoeveel scale-ups we in Nederland hebben wordt de volgende definitie van het Scale-up Institute gehanteerd:
Een bedrijf dat gedurende tenminste 3 jaren OF per jaar 20% in omzet groeit OF per jaar 20% in aantal werknemers groeit EN bij aanvang van de meting minimaal 10 werknemers heeft.
In een eerder artikel heb ik me al eens kritisch uitgelaten over deze definitie. Ook nu probeer ik in dit artikel weer de ratio achter deze definitie te vinden, al nuchter nadenkend...:

Zonder omzet kun je dus scale-up zijn?

Ik snap dat je met deze definitie als beleidsmakers en betrokkenen bij die Scale-up-infrastructuur met deze definitie meer scale-ups kunt rapporteren, maar om nu dit als doelstelling te formuleren lijkt me enigszins onverantwoord: laten we trachten zoveel mogelijk bedrijven te krijgen die 20% per jaar groeien in personeelsbestand, ongeacht hun omzet...
Ik zou hier dus minstens EN EN van maken, al hoewel je dan snel groeiende bedrijven straft die winstgevender zijn omdat ze minder personeel nodig hebben voor die omzetgroei. Mijn advies zou zijn om ten behoeve van economisch beleid een definitie in de trant van de volgende te hanteren:

Een scale-up is een bedrijf dat gedurende minimaal 3 jaren een omzetgroei van 20% heeft laten zien DAN WEL een groei van 20% per jaar in personeel in combinatie met een groei van minimaal 10% van de omzet per werknemer.

Misschien moet je er zelfs kwaliteitscriteria in aanbrengen, zoals waardering door stakeholders (klanten, werknemers, etc). We weten allemaal dat Uber de scale-up der scale-ups is, maar als daar kwaliteitscriteria bij zouden komen kijken, dan kwam Uber nicht Im Frage. Kwaliteitscriteria zeggen namelijk iets over de duurzaamheid van de groei, de sociale waarde en de geschapen arbeidsplaatsen.

Is snel altijd goed?

Waarom is die exact gedefinieerde snelheid zo belangrijk? Elke beetje ervaren ondernemer of adviseur weet dat professionaliseringsissues de tent aardig om zeep kunnen helpen bij erg snelle groei. Dat zie je dan ook terug in de cijfers: 66% van de scale-ups krijgt na enkele jaren sterke groei te maken met een serieuze terugval en stevige problemen, zo wordt in datzelfde artikel in het FD gemeld. Tegelijkertijd brengt men direct ook de oplossing: de ondernemers moeten goed begeleid worden, maar ook dat schijnt niet mee te vallen volgens de auteurs. Logisch, want going concern, volgefinancierd en met tig stakeholders in je nek nog ff moeten professionaliseren én tegelijkertijd je groei doorzetten, is vragen om problemen.
De definitie van scale-up volgend is het grote doel dus blijkbaar een race auto te bouwen die heel hard kan rijden maar waarvan je van te voren weet dat de kans 66% is dat die ergens onderweg gaat crashen voor de finish, om deze vervolgens na de crash te moeten repareren terwijl hij hard moet doorrijden tijdens de reparatie om überhaupt te blijven bestaan.

Waarom dan toch die preoccupatie?

Dat bovenstaande kan nooit een doel van economisch beleid zijn. Wel natuurlijk van grote investeerders die op die manier inzetten op 10 waarvan er 9 mogen omvallen en 1 de schade van de rest moet goed maken. Maar deze benadering past niet bij economisch beleid, niet sociaal maar ook niet economisch. De cijfers die gerapporteerd worden focussen op de banengroei die de geslaagde scale-ups realiseren, maar niet op de opportunity costs van het verdampte kapitaal in die 66% niet-geslaagde scale-ups EN in de 9 van de 10 tryouts die "afgeserveerd" worden na wat rondes. Deze "Veramerikaanste" aanpak past ook in de trend die ik beschrijf in het artikel "Zijn unicorns goede voorbeelden voor startups?". Bij een zuivere rapportage over het scale-up focussed beleid horen ook die opportunity costs en wat daarmee gedaan én bereikt had kunnen worden, maar dat gebeurt niet. Ik zou die berekening wel eens willen zien.

Conclusie en advies

Ik zou beginnen met je scale-up definitie aan te passen, zoals boven geschetst, met daarin tevens kwalitatieve criteria. Doe je dat, dan zul je van zelf zien dat het percentage van 66% kapot groeiende scale-ups automatisch kleiner wordt, er minder kapitaal verdampt en er daardoor meer overblijft voor de groeiers met een kwalitatief sterke groei en daarmee duurzame arbeidsplaatsencreatie.
Om de "zorgen" omtrent de grote groep startups die niet doorgroeien te verkleinen, moet je af van de "alles of niets" attitude die altijd op zoek naar die ene grote hit die een unicorn kan worden. Deze typische VC attitude past niet in economisch beleid. Richt je op de grote groep tussen startup en scale-up om die doorstroom te bevorderen. De groep die vaak tussen wal en schip valt als het om financiering gaat. Ook de second chances van dezelfde concepten horen hierbij, aangepast aan de "lessons learned". Help hen "to bridge the gap from startup to scaleup" met hun "lessons learned".
Omdat men graag definities heeft, bedenk hiervoor een definitie, bijvoorbeeld "bridge-ups", die realistisch is en bevorder kwalitatief sterke groei in deze groep met als kern: Professionaliseer voordat je de brug richting scale-up opgaat en stimuleer dat bij startups. Subsidieer daarom professionele startup advisering en coaching en haal dit uit de scene van "gratis" en "erbij doen in combinatie met investering, huisvesting of overheidsprogramma's", want dat leidt onherroepelijk tot pettenproblemen. Ik spreek uit (kostbare of te wel waardevolle) ervaring in deze...

Reageren op dit artikel?

Wil je reageren op dt artikel? Gebruik dan onderstaand formuliertje.

Netherlands

Ik heb het Privacybeleid gelezen en begrepen.